De zondag voorafgaande aan Advent noemen we in onze kerk: EEUWIGHEIDSZONDAG.
We noemen dan de namen van alle gestorvenen van het afgelopen jaar.
Het herinnert aan Gods verbond met de mensen en de nieuwe toekomst waarop we mogen vertrouwen.
Dit jaar was 24 november Eeuwigheidszondag.
Eerst werd een grote kaars aangestoken voor al onze dierbaren die eerder dan afgelopen jaar zijn gestorven. Daarna werden de namen één voor één voorgelezen waarbij telkens een kaars werd ontstoken bij een witte steen met daarop de naam, de geboorte en sterfdatum. Ook was er voor iedere gestorvenen een witte roos.
Het steentje als tastbaar teken
We gebruiken het steentje als tastbaar teken dat de verbinding met deze persoon en deze bijzondere viering bij de nabestaanden levend houdt. De Bijbel reikt ons het symbool aan van een witte steen waar de naam op geschreven wordt.
1 Samuël 25:29 verwijst naar een steentje ‘geborgen in de buidel waarin God de mensenlevens bewaart’. Dat symbool kennen we ook op Joodse begraafplaatsen, waar kleine steentjes op de graven worden gelegd als eeuwige herinnering. Het Nieuwe Testament voegt daar in Openbaring 2:17 aan toe dat de Geest tegen de gemeenten zegt: ‘Wie overwint zal Ik van het verborgen manna geven, en ook een wit steentje waarop een nieuwe naam staat die niemand kent, behalve degene die het ontvangt.’ Als het steentje al op de zondag na overlijden in de gedachtenishoek van de kerk wordt gelegd of een plek heeft bij de uitvaartdienst, ook als deze in het crematorium of elders is, is er voor de familie een direct verband tussen dat moment en de gedachteniszondag in november.
De mensen van
voorbij.
De mensen van voorbij
wij noemen ze hier samen.
De mensen van voorbij
wij noemen ze bij namen.
Zo vlinderen zij binnen
in woorden en in zinnen.
en zijn wij even bij elkaar
aan ’t einde van het jaar.
De mensen van voorbij
zij blijven met ons leven.
De mensen van voorbij
ze zijn met ons verweven
in liefde, in verhalen,
die wij zo graag herhalen,
in bloemengeuren, in een lied
dat opklinkt uit verdriet.
De mensen van voorbij
zij worden niet vergeten.
De mensen van voorbij
zijn in een ander weten.
Bij God mogen ze wonen,
daar waar geen pijn kan komen.
De mensen van voorbij
zijn in het licht, zijn vrij.
tekst: Hanna Lam